Vreest gijlieden niet!

Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: “Vreest gijlieden niet…”
Mattheüs 28: 5b

Het Paasevangelie brengt ons naar de hof van Jozef van Arimathea. Naar de grafspelonk, waarin men het lichaam van de Heere Jezus na Zijn kruisdood had gelegd. En bij het graf van Jezus spannen alle machten zich samen om Hem in de dood te houden. Hem, Die toch gezegd had: “Ik ben de Opstanding en het Leven!” Maar nee, Jezus moet in de dood blijven. De Overpriesters en Schriftgeleerden, de joodskerkelijke wereld, heeft het kerkelijk zegel aan het graf gehangen. En wie zou dat zegel durven schenden? Pilatus, de vertegenwoordiger van de Romeinse wereldmacht, heeft zijn soldaten ter beschikking gesteld om het graf te bewaken: Jezus moet in de dood blijven! Ja, zelfs de liefhebbers des Heeren, de discipelen en de vrouwen, die de Nieuwtestamentische kerk vertegen-woordigen, gaan in de vroege morgen naar het graf om het lichaam van Jezus te balsemen: Jezus moet in de rust blijven! En achter die Overpriesters en Schriftgeleerden en soldaten en discipelen en vrouwen is de geweldhebber van de dood, is de duivel bezig met ingespannen krachten om Jezus in het graf te houden.
Maar het wordt Pasen! Het moest Pasen worden! Want Jezus heeft de dood uitgestorven. Hij heeft het op Golgotha uitgeroepen, met grote stem: “Het is volbracht!” Aan Gods recht is voldaan. Volkomen! Al Gods deugden zijn verheerlijkt. En nu moet het Pasen worden. God zendt Zijn engel. Het kerkelijk zegel blijkt niets te betekenen, de steen wordt afgewenteld. Ook de wereldmacht kan niets beginnen. De wachters worden als doden en vluchten in dodelijke angst. Satan en alle doodsmachten kunnen het niet verhinderen: het wordt Pasen! Het graf moet zijn prooi loslaten. De Vader wekt Zijn Zoon op uit de dood. Het is genoeg, volkomen genoeg, eeuwig genoeg! “Mijn Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb, sta nu op! Ik ben bevredigd; de wet is vervuld, de vloek op de overtreding der wet is gedragen en weggedragen; de schuld Mijns volks heb Ik uit Mijn boek gedaan.”
“Vreest gijlieden niet!” Zo spreekt de engel op Paasmorgen tot de vrouwen bij het lege graf. Nee, dit woord geldt niet een ieder. De wachters waren zeer bevreesd. En zij hadden oorzaak om te vrezen. Want zij kenden Jezus niet.
Vreest! Ja vreest, wanneer u altijd nog volhardt in onbekeerlijkheid, in trotse zelfhandhaving. Hoe lang nog? Hoe lang moet het dan zo voortgaan? Op weg naar de eeuwigheid, die zo dichtbij kan zijn. En altijd nog onbekeerd. Met een openstaande, onverzoende schuld. Durft u nog verder? Terwijl daar een God is, Die lust heeft in ons leven en niet in onze dood. Een belovende God, Wiens beloften ja en amen zijn in de levende Paasvorst, Die alles verworven heeft wat een verwerpelijk zondaar nodig heeft. Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden!
Vreest gijlieden niet! Dat geldt in het Paasevangelie de vrouwen, de wenende Maria Magdalena, de discipelen. Het is waar: door hun onbegrip en ongeloof hebben ze Jezus miskend als Profeet, als Priester en als Koning. Ziende op zichzelf moest de angst ook hen verteren. Maar toch, voor hen geldt het: “vreest gijlieden niet, want ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. Hij is hier niet, want Hij is opgestaan. Hij betaalde uw schuld en Hij verzoende uw zonde. Hij is opgewekt om uw rechtvaardigmaking.” Christus-Overwinnaar is ook na Golgotha gebleven de Goede Herder, Die de verstrooide schapen opzoekt en verzamelt en tot het Paasfeest leidt.
Vreest gijlieden niet, vreest niet, vrede zij ulieden… Paasklanken! Ook vandaag zoekt en vindt Hij ze nog, die eenzaam wegvluchten voor de majesteit van de Paaskoning, hoewel zij de gekruisigde Christus zoeken: het kan niet voor mij zijn, het is veel te groot! En toch, en toch: God des levens, ach wanneer zal ik… Heilbegerige, onwaardige en toch zo verlangende, Godaanklevende: Vreest gijlieden niet, want God weet, dat gij zoekt Jezus! En wie Hem zoekt als de Kruiskoning, mag en zal Hem vinden als Paasvorst. Voor alle ware zoekers wordt het zeker vindenstijd. Weten we wat dat betekent? Vindenstijd: mijn Heere en mijn God!

Ds. M. Vlietstra (1924-2017)